Woordenlijst

A

  • Actieve insuline

    Er wordt een berekende waarde die de actueel in het lichaam aanwezige hoeveelheid insuline aangeeft, toegediend om de bloedglucosespiegel te verlagen.

    In deze waarde zijn geen insulinehoeveelheden inbegrepen die ter compensatie van koolhydraten zijn toegediend.

  • Actuele tijd

    De tijd, die u in het menu Instellingen instelt.

  • Automatisch uit

    De Automatisch uit-functie stopt de insulinetoediening als u geen toets op de micropomp heeft aangeraakt of geen gegevensverbinding via Bluetooth® draadloze technologie met uw pomp tot stand heeft gebracht gedurende het geselecteerde aantal uren.

a

  • am

    Ante meridiem: 's ochtends (toevoeging bij de 12 uursweergave voor tijden voor 12 uur 's middags)

B

  • Basaal profiel

    Een basaal profiel bestaat uit maximaal 24 basale tijdsblokken. Voor ieder tijdsblok kan een persoonlijke basale dosering worden ingesteld.

    Uw Accu-Chek Solo-micropomp biedt u de mogelijkheid om maximaal 5 verschillende basale profielen in te stellen om op een eenvoudige wijze aan uw wijzigende insulinebehoeften tegemoet te kunnen komen (bijvoorbeeld een profiel voor door de week en een profiel voor het weekend).

  • Basale dosering

    De basale dosering is de per uur toegediende hoeveelheid insuline om in uw maaltijd-onafhankelijke insulinebehoefte te voorzien.

    Uw basale dosering kan in het kader van de insulinepomptherapie in overleg met uw behandelteam worden gespecificeerd en kan worden aangepast om tegemoet te komen aan uw persoonlijke fysiologische behoeften, zoals deze zich in de loop van een dag voor kunnen doen.

  • BE

    Broteinheit (Broodeenheid)

    Een van de 4 eenheden voor de hoeveelheid koolhydraten die u bij het instellen van het micropompsysteem kunt selecteren.

    1 BE = 12 gram koolhydraten

  • BG

    Bloedglucose

    De bloedglucosespiegel

  • Bloedglucosegrenswaarde

    De onderste en bovenste bloedglucosegrenswaarde definiëren het streefwaardenbereik.

    De bovenste BG-grenswaarde kan na een hoog bloedglucoseresultaat als meetherinnering worden gebruikt. De onderste BG-grenswaarde kan na een laag bloedglucoseresultaat als meetherinnering worden gebruikt.

  • Bloedglucoseresultaat

    Resultaat van een bloedglucosemeting.

  • Bluetooth® draadloze technologie

    Draadloze overdrachtstechnologie voor het uitwisselen van gegevens tussen elektronische apparaten.

  • Bolus

    De hoeveelheid insuline, die nodig is om de inname van koolhydraten te compenseren en een verhoogde bloedglucosespiegel te corrigeren.

    De bolushoeveelheid wordt bepaald aan de hand van de richtlijnen van uw behandelteam, uw bloedglucosespiegel, uw voedselinname, uw lichamelijke inspanning en uw gezondheidstoestand.

  • Bolusadvies

    Indien ingeschakeld geeft het bolusadvies u advies over de hoeveelheid insuline die voor een maaltijd en/of ter correctie van de bloedglucosespiegel zou moeten worden toegediend.

  • Bolusadviesopties

    Instellingen met een effect op de berekening van het bolusadvies. Dit zijn de toename na maaltijd, de snacklimiet, de werkingsduur en de vertragingstijd.

C

  • CC

    Carbohydrate Choice (koolhydratenkeuze)

    Een van de 4 eenheden voor de hoeveelheid koolhydraten die u bij het instellen van het micropompsysteem kunt selecteren.

    1 CC = 15 gram koolhydraten

D

  • Directe hoeveelheid

    Insulinehoeveelheid, die net als een standaardbolus aan het begin van een multiwave-bolus wordt toegediend.

  • DM

    Diabetesmanager

E

  • Eindtijd

    Tijdstip waarop een tijdsblok eindigt.

F

  • Fabrieksinstellingen

    De oorspronkelijke (fabrieks)instellingen van het micropompsysteem, voordat u deze wijzigt of gebruikersspecifiek aanpast.

  • FCC

    Federal Communications Commission (US-telecommunicatieautoriteit)

  • Fout

    Foutmeldingen worden bij significante functioneringsproblemen van het micropompsysteem weergegeven.

  • Functiecontrolemeting

    Een test van de bloedglucosemeter waarbij een controleoplossing wordt gebruikt, waarmee kan worden vastgesteld of de meter van de diabetesmanager en de teststrips correct functioneren.

g

  • g

    Gram

    Een van de 4 eenheden voor de hoeveelheid koolhydraten die u bij het instellen van het micropompsysteem kunt selecteren.

G

  • Gezondheidsgebeurtenis

    Informatie over uw huidige gezondheidstoestand of uw activiteiten.

  • Grenswaarde waarschuwing

    Een grenswaarde die op de diabetesmanager wordt ingesteld. Als uw bloedglucoseresultaat boven of beneden de grenswaarde van de waarschuwing voor hyperglykemie of hypoglykemie ligt, wordt een waarschuwing weergegeven.

h

  • h

    Uur/uren

H

  • Herinnering

    Als deze functie is ingeschakeld, herinnert de diabetesmanager u aan een gebeurtenis, een taak of een geplande activiteit.

  • HI

    Wordt op de display weergegeven als het bloedglucoseresultaat boven het meetbereik van de diabetesmanager ligt. HI staat voor high, Engels voor hoog.

  • Humane insuline

    Insuline die dezelfde chemische structuur heeft als insuline dat door de menselijke alvleesklier wordt geproduceerd. Humane insuline begint in het algemeen na 30 tot 45 minuten te werken.

  • Hyper

    Hyperglykemie

  • Hypo

    Hypoglykemie

I

  • IC

    Industry Canada (Canadese telecommunicatieautoriteit)

  • IEC

    Internationale elektrotechnische commissie (International Electrotechnical Commission)

  • Infusieplaats

    Plaats waar de canule voor de insulinetoediening in het onderhuidse weefsel ingebracht wordt.

  • Instellingen

    Instellingen zijn afzonderlijk instelbare waarden en parameters die van invloed zijn op de manier waarop uw micropompsysteem werkt.

  • Insuline

    Insuline is een hormoon dat nodig is voor de omzetting van glucose. Insuline wordt geproduceerd in de bètacellen van de alvleesklier.

  • Insulineanaloog

    Type insuline waarvan de chemische structuur specifiek is gewijzigd. Sommige insulineanalogen werken sneller dan humane insuline.

  • Insulinegevoeligheid

    De insulinegevoeligheid (U: mg/dl) is gedefinieerd als de insulinehoeveelheid, die benodigd is om uw bloedglucosespiegel met een bepaalde waarde te verlagen.

  • Insulinetoename

    Hoeveelheid in eenheden (U) waarmee uw insulinedosis bij het instellen van een bolus of bij het invoeren van een handmatig logboekgegeven aangepast wordt.

  • ISO

    Internationale organisatie voor standaardisatie (International Organization for Standardization)

K

  • KE

    Kohlenhydrateinheit (Koolhydraateenheid)

    Een van de 4 eenheden voor de hoeveelheid koolhydraten die u bij het instellen van het micropompsysteem kunt selecteren.

    1 KE = 10 gram koolhydraten

  • Koolhydraten

    Koolhydraten zijn bestanddelen van de voeding, die bij de vertering tot suiker worden afgebroken en de bloedglucose verhogen. Koolhydraten worden in het algemeen berekend om de insulinedosis van een bolus te berekenen.

  • Koolhydratenfactor

    De koolhydratenfactor is gedefinieerd als de insulinehoeveelheid, die benodigd is ter compensatie van een bepaalde hoeveelheid geconsumeerde koolhydraten.

k

  • kPa

    Kilopascal (eenheid voor barometrische druk)

L

  • LCD

    Liquid Crystal Display (vloeibaarkristalscherm)

  • LO

    Wordt op de meter weergegeven, als het bloedglucoseresultaat beneden het meetbereik van de meter ligt. LO staat voor low, Engels voor laag.

M

  • Meettijdstip

    Informatie over het tijdstip van een bloedglucoseresultaat. De informatie kan samen met een bloedglucoseresultaat worden opgeslagen.

  • Multiwave-bolus

    Bij de multiwave-bolus wordt een standaardbolus met een vertraagde bolus gecombineerd. Een deel van de bolushoeveelheid wordt hierbij direct toegediend, terwijl het andere deel over een instelbare tijdsperiode wordt toegediend.

m

  • mg/dl

    Milligram per deciliter

  • mmol/l

    Millimol per liter

O

  • Onderhoud

    Onderhoudsmeldingen informeren u over een tijdelijk verlies van bepaalde functies van het micropompsysteem.

P

  • PC

    Personal Computer

  • Pen-/spuitbolus

    Een bolus die met een insulinepen of een insulinespuit wordt toegediend.

  • PIN

    Persoonlijk identificatienummer (geheime code)

p

  • pm

    Post meridiem: na de middag (toevoeging bij de 12 uursweergave voor tijden na 12 uur 's middags)

R

  • Resultaat van de functiecontrole

    Het resultaat dat na een functiecontrolemeting op de diabetesmanager wordt weergegeven.

    Als het resultaat van de functiecontrolemeting binnen het bereik ligt dat op het etiket van de flacon teststrips wordt aangegeven, functioneren de teststrips en de meeteenheid van de diabetesmanager correct.

  • Resultaat van de functiecontrole

    Het resultaat dat na een functiecontrolemeting op de diabetesmanager wordt weergegeven.

    Als het resultaat van de functiecontrolemeting binnen het bereik ligt dat op het etiket van de flacon teststrips wordt aangegeven, functioneren de teststrips en de meeteenheid van de diabetesmanager correct.

s

  • s

    Seconden

S

  • SD

    Standard Deviation, Engels voor standaardafwijking

    Met de standaardafwijking wordt de mate van spreiding van de bloedglucoseresultaten rond de gemiddelde bloedglucosewaarde aangegeven. Een grote standaardafwijking betekent dat de bloedglucoseresultaten sterk om de gemiddelde bloedglucosewaarde verspreid zijn.

  • Snacklimiet

    Een kleine hoeveelheid koolhydraten (maximaal 24 g) die te compenseren is door toediening van een bolus, maar waarvoor geen significante toename na maaltijd wordt verwacht.

  • Snelle bolus

    Bolus die met de snelle-bolustoetsen van de micropomp wordt ingesteld en toegediend.

  • Standaardbolus

    Bij toediening van een Standaardbolus wordt de ingestelde dosis insuline in één keer toegediend.         

  • Starttijd

    De starttijd van een tijdsblok.

  • STOP-modus

    Als uw micropomp zich in de STOP-modus bevindt, wordt er geen insuline toegediend. Reeds gestarte bolussen of tijdelijke basale doseringen worden onderbroken, zodra u de micropomp in de STOP-modus zet.

  • Streefwaardenbereik

    Het streefwaardenbereik beschrijft welke bloedglucosewaarden vóór een maaltijd resp. in nuchtere toestand acceptabel zijn. Het streefwaardenbereik wordt gespecificeerd door de onderste en door de bovenste bloedglucosegrenswaarde.

T

  • TBD

    Tijdelijke basale dosering

    Tijdelijke verhoging of verlaging van uw basale profiel om tegemoet te komen aan wijzigende insulinebehoeften ten gevolge van een verhoogd/verlaagd niveau van activiteiten, ziekte of stress.

  • Tijdsblok

    Tijdsblokken maken het mogelijk het streefwaardenbereik en de parameters voor het bolusadvies afhankelijk van het tijdstip van de dag in te stellen.

  • Toename na maaltijd

    Toename van de bloedglucosespiegel tijdens of na een maaltijd die als normaal wordt beschouwd, zelfs als er een bolus is toegediend.

  • Totale dagelijkse dosis

    De totale hoeveelheid insuline (basale dosering plus bolussen) die vanaf middernacht gedurende 24 uur wordt toegediend.

U

  • U

    Eenheid (International Unit , ook IU)

    Meeteenheid voor de hoeveelheid van een biologisch actieve stof, zoals bijv. insuline, die betrekking heeft op de biologische activiteit.

  • U/h

    Aantal internationale eenheden insuline dat per uur wordt toegediend

  • U100

    Insulineconcentratie.

    Elke milliliter vloeistof bevat 100 internationale eenheden insuline.

  • Uitstellen (later)

    De herhaling van een herinnering of een melding wordt zo gepland dat deze na een gespecificeerde tijdsperiode (bijv. na 15 minuten) opnieuw wordt weergegeven.

  • Uitsteltijd toediening

    Tijdsperiode voordat met de toediening van een ingestelde bolus wordt begonnen.

  • USB

    Universal Serial Bus

V

  • Verbonden

    De diabetesmanager en de micropomp communiceren met elkaar en dragen informatie over, als ze met elkaar verbonden zijn.

  • Verstopping

    Een verstopping is een blokkering waardoor de insuline niet correct van de micropomp in het lichaam kan stromen.

  • Vertraagde bolus

    Bij toediening van een vertraagde bolus wordt de bolusinsuline niet in één keer maar verdeeld over een instelbare tijdsperiode toegediend.

  • Vertragingstijd

    De vertragingstijd is de tijdsduur, waarna de insuline naar verwachting een verhoogde bloedglucosespiegel duidelijk zal beginnen te verlagen en de bloedglucosewaarde na een maaltijd naar de uitgangsbloedglucosewaarde begint terug te keren.

  • Vliegtuigmodus

    Instelling waardoor de gehele draadloze communicatie van het micropompsysteem wordt uitgeschakeld.

W

  • Waarschuwing

    Waarschuwingen informeren u over de status van het micropompsysteem of over risico's voor uw therapie en uw gezondheid.

  • Wekkerfunctie

    Hoorbare of tril- (stille) melding ter herinnering

  • Werkingsduur

    De werkingsduur is de tijdsperiode tussen de start van de bolustoediening en het tijdstip waarop de bloedglucosespiegel waarschijnlijk zijn streefwaarde weer zal bereiken.

°

  • °C

    Graden Celcius

  • °F

    Graden Fahrenheit

Deze inhoud is niet beschikbaar op de smartphone. Gebruik een desktop of tablet PC om alle inhoud weer te geven.